Vrijeschoolonderwijs is al meer dan 100 jaar oud. In 1919 ontwikkeld door Rudolf Steiner op verzoek van de eigenaar van de Waldorf Tabaksfabriek in Stutgart die voor de kinderen van zijn werknemers goed onderwijs wilde. Behoorlijk uniek in een tijd waarin arbeiders meestal alleen maar uitgebuit werden. Het gewone onderwijs in die tijd was heel Spartaans en volledig gericht op kennisoverdracht en discipline. Steiner ging echter uit van het kind zelf: niet alleen wat het moest kennen en leren, maar juist wat de kwaliteiten van het kind zelf waren en hoe die verder ontwikkeld konden worden was leidend en bepalend. En dan op een manier die aansloot bij de leeftijd en belevingswereld van het kind. Dat betekende voor leerlingen op de lagere schoolleeftijd veel spel en veel verhalen. Maar daar bleef het niet bij: Steiner stelde ook dat een inspirerende leraar veel meer invloed had dan een leraar die telkens weer zijn “lesje afdraaide”. Die inspiratie kon een leraar in zijn ogen alleen maar geven als die uitging van zijn of haar eigen interesses en kwaliteiten. Voor de kinderen betekende dit alles een warm bad, heel anders dan de gewone scholen.

De nieuwe school sprak aan en inmiddels zijn er in bijna 70 landen vrijescholen. Sinds 1923 ook in ons land toen de eerste school in Den Haag startte. Ze noemde de school toen “vrijeschool” om aan te geven dat het vrij was van overheidsbemoeienis. Tegenwoordig wordt de term ‘vrij” ook wel gebruikt om aan te geven dat de docent vrij is in hoe die zijn les vormgeeft. In het buitenland worden ze overigens meestal Waldorfscholen genoemd.

Het vrijeschoolonderwijs in Nederland is vervolgens doorlopend ontwikkeld en aangepast aan de eisen van de veranderende samenleving. Iedere leerling op een vrijeschool doet inmiddels “gewoon” vmbo, havo of vwo eindexamen. Maar de kern is nog steeds springlevend. In de beginjaren werd de school grotendeels bezocht door ouders die de antroposofie aanhingen. Dit is een levensovertuiging (waar Rudolf Steiner ook de grondlegger van is) en het vrijeschoolonderwijs sluit hier naadloos bij aan. Reden waarom in de jaren 50 van de vorige eeuw het vrijeschoolonderwijs gerangschikt werd onder het bijzonder onderwijs. Aanvankelijk op basis van de levensbeschouwelijke grondslag (antroposofie) maar gaandeweg is het steeds meer vanwege de onderwijsmethode geworden. De meeste vrijescholen vallen dan ook in de categorie “algemeen bijzonder onderwijs”. De overgrote meerderheid van ouders en leerlingen die in deze tijd voor vrijeschoolonderwijs kiezen, doen dat vooral vanwege het pedagogische concept in combinatie met het mensbeeld dat de vrijescholen hanteren en de sfeer op school. En voor alle duidelijkheid: het is  absoluut niet zo dat op de scholen de antroposofie gepromoot wordt. En ook niet zo dat ouders de antroposofie aan moeten hangen of moeten beleiden. Er is evenmin sprake van dat de leerlingen bekeerd worden. Het onderwijs is ontstaan uit de gedachten die ook ten grondslag lagen aan de antroposofie, maar heeft zich sindsdien volledig autonoom ontwikkeld. Het enige dat overeind is gebleven is dat het kind centraal staat en daarnaast het contact tussen leraar en kind en de kinderen, leerlingen onderling.  En dat de docent de lesstof aanbiedt op een wijze die hij of zij het beste bij zich/haarzelf vindt passen. Dus niet klakkeloos aan de hand van een boek, hoewel die natuurlijk wel gebruikt worden.

Het is  de enige vorm van onderwijs in ons land die al bijna 20 jaar op rij ieder jaar meer leerlingen trekt. Tegen de krimp in! Zo moet het Bernard Lievegoed College in Maastricht (de vrijeschool voor mavo, havo en vwo) al meer dan 10 jaar loten omdat er zich meer leerlingen aanmelden dan er plaats is. Wat overigens bij veel andere vrijescholen in het land óók het geval is. Op de VSP gelukkig (nog) niet…

Vrije lagere scholen werken nog steeds met het begrip “kleuterklassen”, waarna het kind naar de 1e klas van het primair (of lager) onderwijs gaat en uiteindelijk na de 6e klas naar middelbaar onderwijs (er wordt dus niet gesproken over “groepen”). Omdat er vroeger sprake was van een zogenaamde “doorlopende leerlijn” sprak men vervolgens van klas 7 tot en met klas 12. Die termen hanteert de VSP nog steeds: een leerling komt dus binnen in klas 7.

Eén van de opvallendste kenmerken van vrijescholen is wat ook wel het “sociaal-emotionele klimaat” wordt genoemd. Ouders noemen het vaak een warm bad en veilige school. Leerlingen zelf geven dit ook aan. Alsmede dat er nauwelijks of in ieder geval veel minder gepest wordt. Wat ook opvallend is – óók op de VSP – is dat bij “ongewenst” gedrag van een leerling (en we hebben het hier wel over pubers, dus dat komt van nature regelmatig voor, het opzoeken van grenzen… ) niet “automatisch” straf volgt. Uitgangspunt is dat de leerling op zijn gedrag aangesproken wordt. Onderzocht wordt waaróm hij of zij zich zo gedraagt. Uit de les sturen gebeurt soms wel, maar dan niet als straf maar veel meer als “time-out”.

Wereldwijd zijn er nu meer dan 1000 vrijescholen (die dus meestal Waldorfscholen heten) en ruim 2000 vrijeschool kleuterscholen.

Op internet zijn er veel websites waar u meer informatie over het onderwijs kunt vinden. Als u verder wilt zoeken, raden wij u aan om naar de site van de vereniging van vrijescholen te gaan, waar alle vrijescholen bij aangesloten zijn. Het LVO – officieel de organisatie waar VSP onder valt – is hier óók lid van.

Maar om écht te weten wat het inhoudt, is lezen niet genoeg. Je weet het pas als je het zélf hebt meegemaakt. Wij adviseren leerlingen van het primair onderwijs dan ook om een dag mee te lopen. En ouders in ieder geval naar een mini-les op een open dag te gaan.