Tussen 8 uur en vijf over half 9 kom je op school aan. Je praat nog even op het schoolplein of in de aula met wat klasgenootjes tot de eerste bel gaat. Dat is het teken dat iedereen naar zijn klaslokaal moet lopen. Iedere klas heeft een eigen lokaal. De docent staat je op te wachten bij de deur van het lokaal, groet je en geeft je een hand (dat doet hij bij alle leerlingen). Je gaat naar binnen en gaat zitten op je plek. Om 8:40 uur gaat de tweede bel, dat is het begin van de les.

Je begint de eerste twee uur van een lesdag altijd met periodeles (en dat zal je hele schooltijd zo blijven).  Meestal geeft de docent éérst wat theorie, waarna je vervolgens zelf aan je periodeschrift moet gaan werken. Ondertussen kun je vragen stellen of komt de docent langs om te kijken hoe je vordert. Soms moet je samen met andere leerlingen een opdracht uitvoeren. Vaak geeft de docent aan het einde van de les je een opdracht mee (dus huiswerk…) dat je de volgende dag klaar moet hebben. Om 20 over 10 is de les voorbij: de docent gaat weer bij de deur staan en geeft iedere leerling weer een hand. Dan heb je 20 minuten pauze; als het goed weer is zal je meestal even het schoolplein opgaan. Anders blijf je in de aula op één van de banken of stoelen. Om vijf over half elf begint dan de volgende les. Dat kan dan een “vakles” zijn (in klas 7 Nederlands, Engels, Duits, Wiskunde of Frans). Deze vakken volg je in het “eigen” lokaal van je klas. Op de VSP heeft iedere klas een vast lokaal, dat is dus anders dan op de meeste andere scholen: niet de leerlingen wisselen van klas, maar de docenten. Deze vaklessen duren steeds 1 lesuur.  En ook hier staat de vakdocent bij de deur van de klas je weer op te wachten en geeft jou en iedere andere leerling weer een hand. Wat opvalt is dat er meestal niet uit (of met) boeken gewerkt wordt: de docent maakt zelf de lesstof en gebruikt vaak een ouderwets schoolbord. Met krijt… Er zit in iedere klas wel een digibord, maar dat wordt niet standaard gebruikt, zeker in klas 7 niet.  Omdat er in de klas zowel vmbo-, havo- en vwo leerlingen zitten zal de docent aan de havo en vwo leerlingen extra lesstof of opdrachten geven.

Om 25 over 11 is de les weer voorbij: de docent zegt je bij de deur weer gedag en geeft je weer een hand. En dan ga je naar de volgende les. Die duurt tot kwart over 12. Daarna heb je weer les tot 13:05 uur. Dan is het pauze tot 13:35 uur, waarin je kunt lunchen (je hebt zelf eten meegenomen). De leerlingen van de 7e, 8e en 9e klas mogen vanwege de veiligheid tijdens de pauzes niet van het schoolplein af, dus je blijft óf in de aula, óf op het schoolplein. Daarna gaan de lessen weer verder.

In de 7e klas – je eerste jaar – heb je naast periodeles en de vaklessen ook al creatieve vakken: tekenen, houtbewerken, smeden, textiele werkvormen (waar je met stoffen werkt) muziek of drama. Een half jaar lang heb je per week 2 van deze vakken; na dat halve jaar wissel je en krijg je 2 andere vakken. De creatieve vakken hebben ieder wel een eigen lokaal, dat is dus de enige keer (en natuurlijk ook bij gymastiek) dat je naar een ander lokaal moet lopen. De creatieve lessen duren altijd 2 uur achter elkaar. Deze lessen zijn heel anders dan de vaklessen: hoewel je echt wel na moet denken, werk je toch vooral met je handen (of je mond bij muziek…) en je gevoel.

Verder heb je iedere week nog andere lessen: één uur mentoruur per week met je mentor. Waarin je allerlei nuttige en belangrijke informatie krijgt over school, de lessen of wat er maar voorbij komt. Die les heb je ook weer in het eigen lokaal van je klas. En je hebt 3 uur (1 x 2 en 1 x 1) gymnastiek per week: als het slecht weer is in de gymzaal die aan school zit, als het mooi weer is ga je vaak naar buiten. En tenslotte hebt je nog 1 uur zangkoor samen met de andere 7e klas en de 8e klassen.

De 7e klas heeft meestal nog geen hele lange schooldagen, maar een enkele keer kan het niet anders. Als dat zo is, zijn de laatste uren vrijwel altijd creatieve vakken, dat is niet zo zwaar.

Dan is de schooldag voorbij en ga je naar huis. Maar je zult meestal wel thuis nog wat huiswerk moeten doen, vooral voor periodeles. Je moet immers op de laatste dag  van iedere periode (die drie weken duurt) je periodeschrift ingebonden inleveren. Dat inbinden doe je overigens zelf: ook dat leer je op school. Na enkele weken krijg je het periodeschrift weer terug met een beoordeling. Dat is nooit een cijfer, maar een geschreven tekst. De docent schrijft wat hij goed vindt van het schrift, maar ook waar je de volgende keer meer aandacht aan moet besteden. De periodeschriften zijn heel bijzonder: veel oud-vrijeschoolleerlingen hebben ze nog allemaal!

In het eerste jaar zul je weinig hoeven te leren voor proefwerken of toetsen (die krijg je wel, maar lang zo veel niet als op een gewone school; je zult ook geen cijfer krijgen, maar een beoordeling in woorden) maar leren moet natuurlijk wel: bijvoorbeeld woordjes in een vreemde taal. Of hoe je wiskundesommen op moet lossen.

Wat voor huiswerk je moet doen is heel verschillend: soms moet je echt wat leren, soms moet je wat uitzoeken of gewoon sommen maken, soms moet je een tekst schrijven (voor je periodeschrift) en vaak moet je ook je periodeschrift “mooi” maken: een mooie kaft, of achterkant. Of mooie tekeningen in het schrift zelf. Al dan niet met potlood, verf, houtskool… daar ben je helemaal vrij in.

En dan is de dag alweer voorbij…